Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenVoorstel instemmingsrecht pensioendeelnemers verdient alle steun!

Voorstel instemmingsrecht pensioendeelnemers verdient alle steun!

Vrijdag 14 februari 2025

Onlangs stelden Tweede Kamerleden Agnes Joseph en Pieter Omtzigt (NSC) en Henk Vermeer (BBB) voor de Wet toekomst pensioenen (Wtp) te wijzigen. Hiermee willen ze deelnemers (premieplichtigen, slapers en gepensioneerden) van pensioenfondsen alsnog instemmingsrecht geven over de overgang van hun pensioen naar het nieuwe stelsel. Nagenoeg de hele polder viel over de indieners heen met argumenten als: het voorstel komt te laat, het nieuwe stelsel is te ingewikkeld voor gewone mensen, het getuigt van onbehoorlijk bestuur, de respons in zo’n pensioenreferendum zal te laag zijn, er is het risico van desinformatie en het voorstel leidt af van de discussie over de koopkracht van aanvullende pensioenen. Hoe fel het verzet tegen het voorgestelde instemmingsrecht ook klinkt, overtuigend zijn de argumenten van politici, pensioenfondsbestuurders, toezichthouders en sociale partners bepaald niet!

Het gaat bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, ook wel ‘invaren’ genoemd, om een omvangrijke operatie die grote invloed zal hebben op mensen die pensioen opbouwen en op hen die al van hun pensioen genieten. Deelnemers hebben door afdracht van hun premie en door het rendement dat daarop is gemaakt een collectief vermogen opgebouwd waaruit hun pensioen wordt gefinancierd. Het is niet acceptabel dat de regels rond de verdeling van dat vermogen en de uitkeringen die daaruit worden gerealiseerd fundamenteel worden gewijzigd zonder dat deelnemers daarover enige zeggenschap hebben gekregen.

U leest nu een gratis artikel

Wilt u alle artikelen van ONS Magazine lezen? Word dan KBO-lid!

Lid worden

Je zou het kunnen vergelijken met procedures die gebruikelijk zijn bij een Vereniging van Eigenaars (VvE) van een appartementencomplex. Deze eigenaren dragen maandelijks bij aan de opbouw van het vermogen van de VvE. Dat vermogen wordt gebruikt voor de exploitatie en het onderhoud van het complex. Als er een fundamentele verandering van beleid wordt voorgenomen, bijvoorbeeld de installatie van zonnepanelen, dan is het ondenkbaar dat dit gebeurt zonder instemming van de VvE. In de meeste statuten van een VvE is dan zelfs een gekwalificeerde meerderheid nodig.

Het feit dat de vakbeweging zich opstelt als vertegenwoordiger van de belangen van àlle werknemers en gepensioneerden is niet houdbaar, gegeven het lage percentage van werknemers dat lid is van een vakbond. Daarnaast heeft het FNV-bestuur de seniorengroep binnen FNV, die gepensioneerde leden vertegenwoordigt, nagenoeg monddood op het pensioenonderwerp gemaakt. Ook het hoogste orgaan binnen FNV, het uit honderd personen bestaande Ledenparlement, is vergaand onder druk gezet door het bestuur om (met een nipte meerderheid) in te stemmen met het pensioenakkoord.

Het wijzigingsvoorstel van NSC en BBB verdient daarom alle (politieke) steun!

De argumenten tegen het amendement zijn niet overtuigend.

1. Het is te laat

Een zwak argument in een politieke cultuur waarin de kernactiviteit bestaat uit wetgeving en waarvan het grootste deel van de wetgeving bestaat uit wetswijzigingen. Het is onmogelijk om voor wetswijzigingen een tijdsbeperking vast te stellen. Bij de parlementaire behandeling van de Wtp werd bijvoorbeeld voorgestemd onder het argument om het nieuwe stelsel het voordeel van de twijfel te geven. Met andere woorden aanpassingen zijn in de toekomst waarschijnlijk nodig.

Bovendien moet geconstateerd worden dat bij de laatste verkiezingen nagenoeg alle politieke partijen in hun programma’s een passage hadden gewijd aan het aanvullend pensioen en de Wtp. Per 1 januari 2025 is nog maar een drietal kleine fondsen ingevaren. De grote bedrijfstakfondsen varen per 1 januari 2026 of 2027 in. Bovendien is nu een wetsvoorstel in de maak om de invaarperiode, vanwege allerlei problemen, te verlengen tot 2028. Voortschrijdend inzicht? Het is dus niet te laat!

2. Het is te ingewikkeld voor gewone mensen

Eén van de doelstellingen van de nieuwe wet is dat het nieuwe pensioenstelsel uitlegbaar is. In de transitie naar het nieuwe stelsel is uitlegbaarheid een belangrijke notie die zowel het nieuwe pensioenstelsel als de communicatie over dat stelsel raakt. Uitlegbaarheid kent twee invullingen:

  1. het publiek begrijpt hoe het nieuwe stelsel in elkaar zit;
  2. het publiek aanvaardt het stelsel als zinvol en rechtvaardig.

Bovenstaande omschrijving is afkomstig uit het Netspar Occasional Paper 03/2022 over de uitlegbaarheid van het nieuwe pensioenstelsel. Het is in dit kader onbegrijpelijk dat de ingewikkeldheid van het nieuwe stelsel een argument zou kunnen zijn tegen een instemmingsrecht.

 Hoe zou je zonder referendum kunnen meten of het publiek begrijpt hoe het nieuwe stelsel in elkaar zit en of het publiek het stelsel aanvaardt als zinvol en rechtvaardig? Als inderdaad de vraag te ingewikkeld is, moet dan de conclusie niet zijn dat de wet als zodanig moet worden ingetrokken, omdat hij niet aan een van de belangrijkste doelstellingen voldoet? Geldt dan niet het algemeen aanvaarde principe om niet in een financieel product te stappen als je het niet begrijpt? Of nog algemener geformuleerd: is een onbegrijpelijke wet niet een slechte wet?

3. Het is een vorm van onbehoorlijk bestuur

Dit argument wordt gebruikt omdat pensioenfondsen al kosten hebben gemaakt voor de ombouw en er veel mensen zijn vrijgemaakt bij fondsen en toezichthouders om de transitie mogelijk te maken. Het alsnog ontbreken van een positief signaal na het referendum zou deze kosten en inspanningen overbodig maken. Het argument getuigt van een schokkend gebrek aan vertrouwen. Je zou er toch van moeten uitgaan dat het hele idee van een nieuw stelsel berust op een goede onderbouwing en dat het een merkbare verbetering is ten opzichte van de oude situatie?

Misschien legt het onverhoopt ontbreken van steun voor de nieuwe wet wel een andere vorm van onbehoorlijk bestuur bloot. Talloze deskundigen hebben in brieven aan het parlement, tijdens hoorzittingen die in Eerste en Tweede Kamer werden georganiseerd en in overige publicaties en andere uitingen ernstig gewaarschuwd tegen de invoering van de Wtp. Dat de politiek uiteindelijk ongevoelig bleek voor die argumentatie is duidelijk. Meer en meer wordt nu duidelijk wat het negeren van die waarschuwingen betekent. Via het instemmingsvoorstel kunnen de deelnemers zich alsnog uitspreken voor of tegen het invaren. Het proces van invaren wordt op deze manier democratisch versterkt. Immers, het referendum gaat niet over het afwijzen van de Wtp, maar over het invaren van de oude rechten in het nieuwe stelsel. De politiek zou het moeten toejuichen dat een referendum in ieder geval de mogelijkheden voor juridische acties tegen de Wtp zou kunnen beperken.

4. Een beperkte respons

Bij de gehouden risicobereidheidsonderzoeken was de respons maximaal 8 procent, dus een opkomst van 30 procent in een te houden referendum is niet haalbaar. Dit argument is niet erg sterk. Het risicobereidheidsonderzoek vroeg deelnemers naar de mate waarin zij met het hun toegewezen pensioenvermogen risico wilden nemen. Dat is voor hen een abstracte vraag, vooral als zij zelf geen ervaring hebben met beleggen in een institutionele omgeving.

De vraag of hun pensioen mag worden omgezet van een vaste uitkering naar een variabele uitkering is eenvoudiger en zal zeker kunnen rekenen op een veel grotere respons. Uit het onderzoek van Netspar Invaren of ingroeien in het nieuwe pensioenstelsel? (industry paper 2025/03) blijkt dat er juist een grote respons wordt verwacht. Wij citeren: “De mogelijke opkomst voor een dergelijk referendum is hoog (72 procent) en in alle varianten van het referendum hebben pensioenfondsdeelnemers de voorkeur voor het ingroeien van hun pensioenrechten”. Een respons van tenminste 30 procent, zoals in het wetsontwerp wordt voorgesteld, is dus eerder aan de lage kant dan te hoog. Bovendien, door niet te antwoorden geeft het publiek ook een antwoord. De bal ligt hier bij het pensioenfondsbestuur om zijn deelnemers goed en eerlijk voor te lichten.

5. Risico van desinformatie bij het referendum

Tegenstanders van het instemmingsrecht vrezen desinformatie, gebrek aan interesse, grote complexiteit en gebrek aan representativiteit. Dit zou blijken uit een steekproef onder pensioenfondsbestuurders. Deze angst is ongegrond als de vraagstelling eenvoudig is en de toelichting daarbij glashelder. Opnieuw kun je hierover zeggen dat als het allemaal te complex is om eenduidig en helder te kunnen presenteren, dat dit misschien meer zegt over de kwaliteit van de wet dan over de kwaliteit van de informatie.

6. Liever koopkrachtbehoud dan referendum

Naast de uitlegbaarheid is een beter uitzicht op koopkrachtbehoud een belangrijke doelstelling van de Wtp. De koopkrachtdiscussie van de Wtp gaat echter over de situatie ná invaren. Die discussie is overigens ook hard nodig, maar daar zijn andere maatregelen voor nodig.

We spreken hier over de omzetting van ons collectieve vermogen naar individuele pensioenpotten; een vermogen dat jarenlang onvoldoende was om volledig te kunnen indexeren, maar dat blijkbaar meer dan voldoende is om een greep uit de kas te doen om andere kosten van de Wtp te kunnen financieren. Zoals de kosten van het opheffen van de doorsneepremie. Die, als dit doorgaat, straks twee keer door gepensioneerden en oudere werknemers moet worden betaald. In feite wentelen werkgevers- en werknemersorganisaties deze kosten af op een groep die geen inspraak krijgt in dit gebeuren. Hier is duidelijk sprake van belangenverstrengeling bij de sociale partners. Een referendum kan op zijn minst deze aanpak een vorm van aanvaardbaarheid geven.

Rob de Brouwer, Senioren Netwerk Nederland

Jelle Mensonides, Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen