Ga door naar hoofdcontent
Korte berichtenDe lokroep van de Camino

De lokroep van de Camino

Vrijdag 15 november 2024

In 2013 gaat Peter Voncken op weg naar Santiago de Compostella. Hij geeft gehoor aan de lokroep van de Camino, zoals dat elk jaar bijna 450.000 pelgrims doen. Gods wegen blijken ondoorgrondelijk.

Het verhaal gaat…Er is een legende  waarin apostel Jacobus In Judea door Herodes wordt onthoofd en in Galicië wordt begraven door twee van zijn bekeerlingen. Het graf waarbij de twee een klein kapelletje bouwen, wordt in 813 ontdekt. Koning Alfonso de tweede krijgt lucht van deze miraculeuze vondst, gaat naar het graf en laat er een klooster en kerk bouwen. Rome en Jeruzalem krijgen er dan een concurrerend pelgrimsoord bij. Deze Spaanse koning had een vooruitziende blik met wellicht een niet minder ontwikkeld zakelijk instinct, getuige het recordaantal van 446.035 mensen die in 2023  naar Santiago pelgrimeerden. El rey Alfonso zou een dansje in zijn graf maken bij het horen van dit aantal. 446.035 consumerende pelgrims die voor een niet onaanzienlijke financiële injectie in de Noordelijke autonome regio’s zorgen.

U leest nu een gratis artikel

Wilt u alle artikelen van ONS Magazine lezen? Word dan KBO-lid!

Lid worden

In 2013 ben ook ik één van die honderdduizenden die de lokroep van de Camino niet kan weerstaan. Hoe hij (of is het een zij?) mij riep, is me nog steeds een raadsel. Als mensen mijn vragen waarom ik die tocht wil lopen, is er aanvankelijk enige schroom om mijn intentie met hen te delen. God zoeken is nou niet bepaald het meest sexy thema om over in gesprek te gaan. En eigenlijk is het niet hem zoeken, maar in de stilte tijdens het lopen zijn stem hopen te kunnen onderscheiden van mijn eigen geratel in de bovenkamer. Toe maar, veel succes, wie weet fluistert hij je onverwacht iets in je oren waarmee je het antwoord op je vraag hebt waarom je zo nodig 1100 kilometer met een rugzak op je bult wil lopen. Woorden van gelijke strekking zal menigeen beslist hebben gedacht.   

Ik ben er klaar voor

Vier april 2014, rugzak, wandelstok, credencial (pelgrimspas om in herbergen te mogen slapen), treintickets, alles wat ik de komende zes weken nodig zal hebben. Ik ben er klaar voor. Na de zoveelste keer mijn paklijst met de inhoud van de rugzak en heuptasje te hebben vergeleken, ga ik naar bed. De gsm die als wekker fungeert ligt naast me op het nachtkastje. Het is me al snel duidelijk dat de gedachtenmachine in mijn hoofd overuren gaat maken. Uiteindelijk legt de slaap de mallemolen toch het zwijgen op.  Een merel, ergens ver weg meen ik een merel te horen zingen. Nu hoor ik zijn gezang duidelijk, vlak bij mijn raam dat op een kier staat. Eerst zien, dan geloven. Ik draai me naar het raam en kijk naar het licht daarbuiten dat zó niet hoort te zijn. Om 5.00 kan de zon de nacht onmogelijk al aan de kant hebben geschoven. Voor het slapen gaan de wekker om 5.00 gezet, zeker weten. Wie is nou gek, ik of de merel daarbuiten?

Klik om te vergroten

Ik pak mijn gsm. Tien over zeven. Kan niet. Kan wel: wektijd wel ingesteld, maar niet opgeslagen. Rustig blijven, niet panikeren. Wassen. Aankleden. Ik moet iemand bereid vinden me naar Leuven te brengen, als dat überhaupt nog op tijd te halen is. Wie? Judith. Ik verman me haar op dit vroege tijdstip te bellen. “Hey Vonkie, wat ben jij vroeg?” Anderhalf uur later neem ik afscheid van haar voor het station in Leuven. Zij terug naar haar wereld, ik op weg naar het grote onbekende.

Vroeg in de avond stap ik uit in Perigueux waar mijn camino begint. Ontbijten en lunchen op bankjes en muurtjes. De rugzak die met elke dag lichter voelt. Ademhaling en loopcadans vormen een haast meditatieve symbiose op kilometerslange paden door bossen en langs kanaaltjes. Vriendelijke Fransen groeten met een “bon courage”, de Franse variant op het Spaanse ‘buen camino’. Een enthousiaste ami de Saint Jaques  die me soms terug op de juiste route brengt als ik me verlopen heb. God blijft ondertussen verdacht stil. Zou de aanblik van de Pyreneeën die me tot tranen toe beroerde misschien zijn manier van spreken zijn?

Vanaf Saint- Jean- Pied- de-Port aan de voet van de Pyreneeën, vormt zich een menselijk lint dat zich onderweg regelmatig opsplitst, doordat mensen in verschillende herbergen overnachten en daags erna de gelederen weer doen sluiten. Gedurende de maand van S.J.P de Port naar Santiago, heb ik kortstondige, oppervlakkige ontmoetingen, en leg ik ziel en zaligheid bloot in contact met pelgrims waarmee ik gedurende die weken met tussenpozen dagenlang samen optrek.

Antwoord op mijn vraag

Ik moet achtentwintig kilometer voortdurend stijgend de ‘Duro’ (harde weg) van Villafranca del Bierzo naar O Cebreiro lopen, om een onverwacht antwoord op mijn vraag te krijgen. Bij het eerste het beste restaurantje waar ik wil gaan eten, komt een vrouw van achter de bar naar me toe om te zeggen dat de zaak over een half uur weer geopend wordt. Of ik dan een glas wijn op het trappetje voor de zaak mag nuttigen. Dat kan. Terwijl ze mijn rode wijn haalt, vraag ik me af of die vrouw met wandelschoenen en trekkingbroek aan, haar collega is. Haar outfit is nou niet bepaald die van een serveerster. Maar hier zal niemand daarvan opkijken. Een half uur later neem ik plaats aan het tafeltje met de vrouw in wandeltenue. Ik geniet van mijn wijn, mijn maaltijd, maar het meest nog van dat onzegbare dat zich op dat moment als een zinderende energie tussen ons bevindt. Zes dagen later komen we samen in Santiago de Compostella aan. Deze keer ben ik er heilig van overtuigd Zijn ondoorgrondelijke wegen – of in ieder geval deze weg – te hebben doorzien.

Peter Voncken