Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenVervolgstappen ABP in nieuwe pensioenwet

Vervolgstappen ABP in nieuwe pensioenwet

Vrijdag 14 november 2025

De afgelopen maanden heeft in het Verantwoordingsorgaan van het ABP het Transitieplan van dit pensioenfonds naar het nieuwe pensioenstelsel centraal gestaan. ABP wil op 1 januari 2027 invaren naar het nieuwe stelsel. De fractie Gepensioneerden in het Verantwoordingsorgaan ABP, vertegenwoordigd door Peter Pex, heeft samen met de fractie Militairen een negatief advies gegeven over het invaren naar het nieuwe contract.


Ronny van der Maaten

Peter Pex en Ronny van der Maaten, voorzitter van de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen (NBP) doen verslag:

De fracties Gepensioneerden en Militairen binnen het Verantwoordingsorgaan (VO) van het ABP tellen samen vijf leden. Een ander lid van de gepensioneerden-geleding onthield zich van stemming en de rest stemde voor het plan.

De vertegenwoordigers van NBP, die ook de steun hebben van Senioren Brabant-Zeeland, vormen slechts een kleine fractie van drie leden in het VO, dat in totaal 48 leden telt. Het is moeilijk om overeenstemming te krijgen in het VO over onze opvattingen over inhoud en procedure. Vragen en alternatieve voorstellen van de NBP zijn ingebracht, maar niet inhoudelijk beantwoord door het ABP-bestuur.

U leest nu een gratis artikel

Wilt u alle artikelen van ONS Magazine lezen? Word dan lid!

Lid worden

Waarom wij tegen het nieuwe contract stemden

Een pensioen moet na het werkende leven zorgen voor een inkomen dat levenslang bestaanszekerheid biedt. Het oude stelsel gaf een grote kans, 97,5 procent, op een pensioen van 70 procent van het middelloon na veertig dienstjaren, uitgaande van voldoende pensioenvermogen. In het nieuwe stelsel is die statistische kans teruggebracht naar 65 tot 75 procent om dat doel te halen.

Uit de plannen van ABP blijkt verder dat het ingegane pensioen waarschijnlijk niet jaarlijks met de inflatie meegroeit, waardoor gepensioneerden geen duidelijkheid hebben over hun koopkracht. Dus minder zekerheid en geen koopkrachtbescherming, terwijl een koopkrachtig pensioen wél een belofte was van de nieuwe pensioenwet en ook voor het ABP-bestuur de ambitie is.

Als een pensioenfonds zijn beleggingsinstrumenten niet bewust richt op een koopkrachtig pensioen, dan weten we van tevoren dat deze koopkrachtdoelstelling niet kan worden gerealiseerd. Dit is een zeer belangrijke overweging van onze fractie, samen met die van de militairen, om tegen het invaren en het nieuwe contract te stemmen.

Uitdelen van reserves en de invaar-bonus

In de media klinkt dat gepensioneerden er op vooruitgaan door invaren. Zo is ook de nieuwe pensioenwet verkocht aan het parlement: er zou, in tegenstelling tot de oude pensioenwet FTK, een koopkrachtig pensioen komen. Later heeft de minister van SZW dat al afgezwakt tot ‘koopkrachtiger’ pensioen.

Er is bij de ABP-transitie een eenmalige verhoging mogelijk, de invaar-bonus. Deze bonus is echter een sigaar uit eigen doos omdat deze uit de reserves komt die in het oude stelsel door extreem strenge regels niet mocht worden uitgekeerd.

Verdeling van het vermogen: onduidelijk en onevenwichtig

De nieuwe pensioenwet zegt dat vermogen ‘evenwichtig’ verdeeld moet worden bij overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, maar dat is wettelijk niet duidelijk gedefinieerd. Aan de hand van een ingewikkeld stelsel van berekeningen komt de verdeling tot stand en stellen sociale partners, en in de laatste plaats het ABP-bestuur, vast of sprake is van evenwichtigheid. Onze fractie heeft de nodige twijfels bij de waarde van de uitkomsten. Huidige berekeningen laten zien dat:

  1. De indexatieachterstand van 22 procent vervalt bij invaren. Daar staat een kleine compensatie tegenover die pas bekend wordt op het moment van overgang naar het nieuwe stelsel (invaren): bijvoorbeeld 0,75 procent bij 110 procent dekkingsgraad, tot mogelijk maximaal 3 procent bij hogere dekkingsgraad (119 procent).
  2. Een deel van het vermogen wordt met voorrang gebruikt om problemen rond de oude doorsneesystematiek op te lossen; gepensioneerden betalen hiervoor mee terwijl zij niets te maken hebben met die afschaffing. Bovendien hebben zij als actieve deelnemer daarvoor in het verleden al betaald. Het is een wens van sociale partners en politiek deze doorsneeproblematiek op te lossen zonder hiervoor zelf de middelen te verschaffen. Die worden gehaald uit vermogen dat niet beschikbaar komt voor compensatie van de inflatieachterstanden. Dit vinden wij niet evenwichtig.
  3. Jongeren krijgen relatief meer van een vermogensoverschot dan ouderen. Wij vinden dat onterecht omdat het overschot door alle deelnemers is opgebouwd.

Ons voorstel om het overschot gelijk toe te rekenen en om gepensioneerden bij minimaal 100 procent dekkingsgraad tenminste 3 procent compensatie te geven is niet overgenomen.

Risico, reserves en spreiden van rendementen


Peter Pex

Pensioenopbouw hangt sterk af van rendement. Actieven worden blootgesteld aan extra beleggingsrisico’s om de koopkrachtambitie te halen, met kans op grote verliezen in een slecht jaar. Gepensioneerden krijgen juist weinig risico, waardoor zij vaak onvoldoende rendement kunnen behalen om hun koopkracht te behouden. Het nieuwe stelsel bevat daarnaast een solidariteitsreserve (4,5 procent bij 110 procent invaardekkingsgraad tot rond 10 procent bij hogere niveaus). Wij hebben gepleit voor een kleinere reserve opdat meer kan worden verdeeld aan de deelnemers, w.o. de gepensioneerden. Dat is ook bevorderlijk voor de koopkrachtsturing. Ons voorstel is genegeerd.

Een tweede punt bij de verdeling van een vermogensoverschot betreft dat oudere deelnemers en gepensioneerden (als gevolg van een spreidingmethodiek bij invaren) minder krijgen dan jongeren. Een dergelijke scheve verdeling wordt gerechtvaardigd door te stellen dat ouderen en gepensioneerden ook minder van dat extra vermogen zouden hebben meegekregen als de oude regeling nog van kracht zou zijn geweest. Met deze redenering waren en zijn wij het pertinent niet eens. Een van de redenen van de nieuwe pensioenwet is juist dit soort onevenwichtigheden op te lossen. In het bestuursbesluit wordt die onevenwichtigheid nu voor altijd bestendigd.

Het vermogensoverschot is niet meer of minder van een specifieke leeftijdsgroep. Het is opgebouwd door alle deelnemers en gepensioneerden. Dit vermogensdeel scheef toedelen is het doortrekken van fouten uit het oude stelsel. Juist daar wilden we van af. We hebben voorgesteld het vermogensoverschot in gelijke mate toe te rekenen aan de pensioenvermogens van alle deelnemers. Dit voorstel en onze zienswijze daarbij is niet echt besproken of gewogen in het uiteindelijke implementatieplan.

Maar er is nog meer op het gebied van spreiden beleggingsrendementen: als er na invaren, dus onder het nieuwe stelsel, extra rendement beschikbaar komt, mag dat niet meteen volledig aan gepensioneerden worden uitgekeerd, maar moet het worden gespreid over meerdere jaren. Dit nadeel raakt vooral de oudste gepensioneerden. Ons voorstel om de rendementen niet te spreiden is afgewezen.

Gevolgde procedure en transparantie

De wet verplicht sociale partners (werkgevers en vakbeweging) om verenigingen van gepensioneerden (dus ook de NBP) te horen. Dit Hoorrecht is in de wet gekomen in de plaats van het, in de oude wet bestaande Individuele Bezwaarrecht. De nieuwe pensioenwet heeft daardoor de individuele rechten van deelnemers gekort in het voordeel van de besluitvorming van de sociale partners.

Zij hebben het Hoorrecht niet juist uitgevoerd; de inbreng van de bewuste verenigingen is terzijde geschoven. En in het VO is de inspraakprocedure eveneens tekortgeschoten voor de vertegenwoordigers van de gepensioneerden, nu door het pensioenfondsbestuur.

Het ABP-bestuur heeft het VO veel informatie toegestuurd, maar niet alle vragen werden beantwoord. Er was geen plaats voor een open dialoog. Wij zien niets van onze input verwerkt in het transitieplan. Hierdoor achten wij de besluitvorming deels onrechtvaardig en onvoldoende legitiem. Daarom kon er geen sprake zijn van een unaniem positief advies.

De NBP-fractie voelt zich dus niet gehoord door het bestuur dat op onvoldoende wijze de inbreng heeft beantwoord, laat staan meegewogen in de besluitvorming. Een besluit om per 1 januari 2027 in te varen op basis van het nu voorliggende implementatieplan, zonder zichtbare verwerking met deze inbreng, zou daarmee – na het eerdere debacle van het Hoorrecht – opnieuw getuigen van een strikt procedurele benadering door het bestuur terwijl de toezichthouders als DNB en AFM toekijken en blijkbaar geen aanleiding voor actie zien.

Het besluitvormingsproces geeft ons aanleiding te stellen dat na het invaren in het nieuwe stelsel een wijziging van het organiseren van het VO, de governance, noodzakelijk is. De stem van gepensioneerden moet op een evenwichtiger en evenrediger wijze kunnen doorklinken bij bestuursbesluiten.

Ook de communicatie naar de deelnemers vraagt extra veel aandacht. Met name ook omdat nu blijkt dat voor gepensioneerden na invaren geen pensioenvermogens worden gepubliceerd en hun pensioenprognose (uitkeringsgerechtigden UPO, GUPO) in het nieuwe pensioenstelsel geen prognoses meer bevat maar slechts een driejaars projectie van de spreidingseffecten als gevolg van het uitsmeren (spreiden) van positieve of negatieve (over)rendementen. Deze wijze van communicatie is niet duurzaam en toekomstvast. Naar verwachting zal dit leiden tot groeiende ontevredenheid en afnemend vertrouwen onder gepensioneerden.

Wat wij nu doen en wat wij vragen

De meerderheid heeft beslist. Wij accepteren dat besluit, maar blijven de belangen van gepensioneerden verdedigen in het vertrouwen in de nabije toekomst zaken te kunnen veranderen.  Concreet zetten wij ons in om:

  1. Inflatieaanpassingen tijdens de transitie tot 1 januari 2027 volgens regels te laten plaatsvinden, zodat de indexatie achterstand niet verder oploopt.
  2. Te blijven strijden voor een koopkrachtig pensioen en betere, duidelijke communicatie.
  3. Te zorgen dat gepensioneerden structureel en evenredig vertegenwoordigd zijn in governance van het pensioenfonds. Nu hebben vakbeweging en werkgevers bijna alle stemmen.
  4. Voorlichting en ondersteuning te geven aan leden met vragen over hun pensioen tijdens en na de transitie.

Klacht bij het College voor de Rechten van de Mens

NBP heeft samen met de Stichting PensioenBehoud bij het College voor de Rechten van de Mens (CRM) een klacht ingediend tegen het pensioenfonds van ABN-Amro en ABN-Amro als werkgever omdat bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel door ABN-Amro en het pensioenfonds de oudere-gepensioneerde werknemers worden gediscrimineerd.

De oudere gepensioneerden krijgen een veel lager percentage uit de vrijvallende buffer toebedeeld omdat men ervan uitgaat dat zij nog korter te leven hebben.

Bij de toerekening wordt namelijk uitgegaan van een spreiding van het overschot over een periode van tien jaar. Doordat een deel van de ouderen die tien jaar niet meer zullen halen valt er voordeel vrij voor de anderen. Ook wanneer bijvoorbeeld de 80-jarige 90 wordt krijgt hij of zij toch minder omdat de 80-jarigen onder de actuariële berekeningen gemiddeld geen 90 worden.

Het College heeft onze klacht in behandeling genomen en in eerste instantie ABN-Amro en het Pensioenfonds in de gelegenheid gesteld op onze klacht te reageren. Die reactie, opgesteld door het advocatenkantoor Barend en Krans, is inmiddels binnen. Voorspelbaar stellen de advocaten in eerste instantie dat NBP niet ontvankelijk is; een stelling die wij gemakkelijk kunnen ontkrachten.

Aan ons inhoudelijk verweer wordt intussen door juristen gewerkt, we hebben er alle vertrouwen in dat wij met een goed en sluitend verweer kunnen komen. In de loop van januari zal er een mondelinge behandeling bij CRM plaatsvinden. Een voor ons positief oordeel versterkt onze positie, mocht het tot rechtszaken komen en heeft uiteraard een voorbeeldwerking bij andere pensioenfondsen die dezelfde soort discriminatie toepassen.

Peter Pex (lid fractie Gepensioneerden in Verantwoordingsorgaan ABP) en Ronny van der Maaten (voorzitter Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen)