Ga door naar hoofdcontent
Artikelen‘Is armoede onder ouderen laag? Zeker niet!’

‘Is armoede onder ouderen laag? Zeker niet!’

Maandag 22 januari 2024

Er is de laatste tijd veel discussie geweest over de verhoging van de AOW in lijn met de forse verhogingen van het minimumloon. Volgens veel economen is dit een ‘onbegrijpelijk en onbetaalbaar’ besluit. Econoom Han de Jong legt in dit artikel uit waarom hij hier anders over denkt. ‘Onze overheid komt er juist makkelijk vanaf, vergeleken met andere landen.’

”Nederlandse gepensioneerden moeten niet zeuren, ze hebben het beter dan hun lotgenoten in veel andere landen en de armoede onder ouderen is laag.” Zo wordt door velen gedacht, maar de werkelijkheid is genuanceerder. De inkomenspositie van de gemiddelde oudere in ons land is beter dan die in andere landen doordat wij tijdens ons werkzame leven veel meer sparen voor ons pensioen. Zo komt de overheid er makkelijk vanaf. Die zit met de AOW toch al voor een dubbeltje op de eerste rij in vergelijking met andere overheden. Daarnaast laten cijfers zien dat vooral de inkomenspositie van mensen vanaf 76 jaar de laatste jaren spectaculair is verslechterd. Het argument dat de armoede onder gepensioneerde Nederlanders zeer laag is, lijkt inmiddels verouderd.

Han de Jong

Han de Jong is als zelfstandig econoom regelmatig te horen als ‘huiseconoom’ bij radiozender BNR. Ook geeft hij les aan de VU en schrijft regelmatig columns en commentaren. Een uitgebreide versie van dit artikel verscheen op zijn eigen website www.crystalcleareconomics.nl

Extra verhogingen

Het minimumloon wordt door het kabinet elk half jaar omhoog bijgesteld. De stijging van de AOW gaat dan altijd hand in hand. De afgelopen twee jaar besloot het kabinet om het minimumloon extra te verhogen. De Tweede Kamer eiste dat de AOW ook nu mee zou stijgen en zo werd uiteindelijk ook besloten. Ondertussen laaide de bekende discussie op: volgens velen is de armoede onder ouderen laag en drukt de hogere AOW
te zwaar op de rijksbegroting. Ook zou het niet goed zijn voor de solidariteit tussen generaties.

Als reden voor de extra verhogingen van het minimumloon werd genoemd dat deze nodig is voor de bestaanszekerheid van de mensen met een dergelijk inkomen. Dat lijkt me dan ook te gelden voor gepensioneerden voor wie de AOW de enige of veruit de grootste inkomensbron is. Dát zullen de meeste economen niet tegenspreken. Wel vinden velen het bezwaarlijk dat de verhoging van de AOW voor iedere gerechtigde geldt, terwijl het voor de bestaanszekerheid van veel gepensioneerden niet echt nodig is.

Deze redenering houdt geen rekening met een belangrijke en zorgwekkende ontwikkeling op het gebied van armoede onder ouderen. Die wordt zichtbaar aan de hand van enkele cijfers uit het tweejaarlijkse pensioenrapport van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), die de Nederlandse situatie vergelijkt met die in andere landen.

Sparen voor de oude dag

Armoede onder ouderen is lager dan onder de hele Nederlandse bevolking en ook lager dan in de meeste andere landen. De vraag is hoe dat komt. De eerste tabel laat zien wat de overheden in diverse landen uitgeven aan ouderen- en wezenpensioen als percentage van het nationaal inkomen (BBP).

VK4,9
Nederland5,0
Zwitserland6,4
Zweden7,0
VS7,1
Noorwegen7,1
Denemarken8,1
Duitsland10,4
België10,7
Spanje11,3
Portugal12,4
Frankrijk13,4
Italië15,9
OVERHEIDSUITGAVEN AAN OUDEREN- EN WEZENPENSIOENEN ALS % BBP (2019)
Bron: OESO, ‘Pensions at a Glance 2023’, tabel 8.2, p. 211

Deze tabel zegt eigenlijk dat onze AOW niet overdreven hoog is en dus ook geen last is voor de overheidsbegroting. Zeker als u het vergelijkt met de meeste andere landen. Het blijft al tientallen jaren hangen rond de vijf procent van ons nationaal inkomen (BBP), ondanks de vergrijzing. Dat wil overigens niet zeggen dat het percentage zo laag blijft als we besluiten om de AOW flink te verhogen.

Als de gemiddelde Nederlander met pensioen gaat, blijkt het inkomen veel minder te dalen dan bij inwoners van andere landen. Maar dat is niet dankzij de AOW. De conclusie is simpel: Nederlanders betalen vooral zelf voor hun comfortabele pensioenen. Dat blijkt ook uit de cijfers van de OESO. Onderstaande tabel laat zien dat we – in vergelijking met andere landen – in Nederland veruit de meeste premie voor ons verplichte pensioen betalen.

VK23,2
Nederland16,4
Zwitserland12,9
Zweden11,5
Frankrijk11,3
Noorwegen10,0
Duitsland9,3
Italië9,2
België7,5
Portugal7,2
VS5,3
PREMIE VOOR VERPLICHTE PENSIOENVOORZIENINGEN (EXCL. PREMIE BETAALD DOOR DE OVERHEID) ALS % VAN HET GEMIDDELDE INKOMEN (2022)
Bron: Eigen berekeningen op basis van OESO, ‘Pensions at a glance 2023’, tabel 8.1, p.209

Natuurlijk kunt u nog steeds vinden dat de AOW niet tegelijk met het minimumloon omhoog hoeft, omdat onze gepensioneerden vergeleken met andere landen een goed inkomen hebben. Daar moet dan wel bijgezegd worden dat Nederlanders daar fors zelf voor betalen.

5% van ons BBP geeft de overheid 5 procent uit aan ouderen- en wezenpensioenen. Dat is op een na het laagste van dertien Westerse landen.

De armoede onder ouderen in Nederland steeg tussen 2007 en 2020 met 4,9 procent.

Onder 76-plussers in Nederland steeg de armoede tussen 2007 en 2020 zelfs met 8 procent.

Armoede stijgt spectaculair

Juist nu is er een zorgwekkende ontwikkeling gaande. De OESO-cijfers laten zien dat de armoede onder ouderen in ons land al jaren oploopt. Sterker nog, de volgende tabel laat zien dat de armoede onder ouderen in Nederland in 2007 veel lager was dan elders, maar dat de verschillen in hoog tempo kleiner zijn geworden. Inmiddels gelden we zelfs niet eens meer als het land met de laagste armoede onder ouderen. Bij lange na zelfs niet. In de meeste landen in de tabel is de armoede onder ouderen tussen 2007 en 2020 gedaald, bij ons is die fors toegenomen.

20072020Verandering 2007-2020 in %-punten
Nederland1,66,5+4,9
Zweden9,911,1+1,2
VK12,213,1+0,9
Duitsland10,111,0+0,9
VS22,222,8+0,6
Frankrijk5,34,4-0,9
Portugal15,212,5-2,7
Zwitserland21,818,8-3,0
Noorwegen8,03,8-4,2
België13,58,6-4,9
Denemarken12,14,3-7,8
Spanje20,611,3-9,3
ARMOEDE ONDER OUDEREN (%, INKOMEN LAGER DAN 50% V.H. MEDIANE BESCHIKBARE INKOMEN VAN HUISHOUDENS)
Bron: OESO, ‘Pensions at a Glance 2013, tabel 5.3, p.165 en idem 2023, tabel 7.2, p.199

Nog zorgelijker is de verslechtering van de armoedecijfers onder Nederlandse 76+ers zoals de volgende tabel laat zien. Zoiets is in geen enkel ander land in de OESO-publicatie gebeurd. Deze cijfers zijn zo schokkend dat het nauwelijks te geloven is dat er in Nederland geen aandacht voor is.

65-75 jaar76+
20071,61,7
20142,55,5
20204,49,7
ARMOEDE ONDER NEDERLANDSE OUDEREN NAAR LEEFTIJDSGROEP (%, INKOMEN LAGER DAN 50% V.H. MEDIANE BESCHIKBARE INKOMEN VAN HUISHOUDENS)
Bron: Diverse exemplaren van OESO, ‘Pensions at a Glance’: 2013, tabel 5.4, p. 165; 2017, tabel 6.3, p. 134; 2023, tabel 7.2, p. 199

Achterstand

U zou bijna denken dat deze cijfers niet kunnen kloppen. Maar misschien is er een verklaring voor. Ons pensioenstelsel is anders dan dat in veel andere landen. Een groot deel van ons pensioeninkomen komt uit een soort spaarpot; het zogeheten kapitaaldekkingsstelsel of de tweede pijler. Nu is het probleem dat de rente op die spaarpot tot begin 2022 steeds lager is geworden. En omdat we die rente gebruiken als een soort meetinstrument (de disconteringsfactor) om te bepalen hoeveel ons pensioen in de toekomst waard is, zijn veel pensioenfondsen in de problemen gekomen. Ze hebben daardoor al een tijdje de pensioenen niet kunnen indexeren en sommige pensioenfondsen hebben zelfs de pensioenen moeten verlagen. De rentestijging sinds begin 2022 heeft iets meer ruimte gecreëerd. Er is echter geen zicht op dat pensioenfondsen de indexatie-achterstand – die in veel gevallen is opgelopen tot 20 procent – zouden kunnen inlopen.

Uiteraard staat dit los van de vraag of de AOW evenredig met het minimumloon moet worden verhoogd bij incidentele verhogingen. Dat blijft een politieke beslissing. Maar het werpt een ander licht op het argument dat de armoede onder ouderen laag is.’

Armoede uitgelegd

Het begrip ‘armoede’ wordt op verschillende manieren omschreven. In Nederland berekent het Cultureel Planbureau (CPB) een ‘armoedegrens’. Als uw inkomen daar onder valt, leeft u in armoede. De OESO rekent anders: die spreekt van armoede bij een inkomen dat tenminste 50 procent lager is dan het gemiddelde gezinsinkomen. Dat levert verschillende cijfers op, maar die zijn zeker niet onbruikbaar. Ze laten beide een duidelijke ontwikkeling zien in het inkomen van Nederlandse ouderen.