Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenDe weg naar een nieuw pensioenstelsel
Vijf vragen over de eerste fase van het proces

De weg naar een nieuw pensioenstelsel

Maandag 22 april 2024

Of we dat nu willen of niet, de Wet toekomst pensioenen lijkt werkelijkheid te worden. De eerste fase van de invoering van het nieuwe pensioenstelsel is zelfs al begonnen. Hoe gaat het nu verder? Pensioendeskundige Rob de Brouwer beantwoordt vijf prangende vragen.

De afgelopen jaren heeft ONS Magazine vaak aandacht besteed aan de komst van een nieuw pensioenstelsel. In de editie van januari bijvoorbeeld had pensioendeskundige Rob de Brouwer een interview met Agnes Joseph, die als pas gekozen Tweede Kamerlid van NSC voorstellen presenteerde om de Wet toekomst pensioenen (Wtp) aan te passen. Of het ooit tot een aanpassing zal komen, staat te bezien. We kunnen ons het beste voorbereiden op een ongewijzigde invoering van de wet. Alle pensioenfondsen zijn al met de voorbereidingen begonnen. Sommige, zoals het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, zijn zelfs al in de uitwerkingsfase. ONS Magazine stelde aan Rob de Brouwer vijf vragen over het verloop van de startfase van het proces.

Wat is het eerste dat gaat gebeuren voor de invoering van de Wtp?

Rob de Brouwer: “De eerste stap wordt gezet door sociale partners: werkgevers- en werknemersorganisaties. Zij maken voor elk pensioenfonds een ‘transitieplan’. In dat plan worden antwoorden gegeven op talloze vragen. Bijvoorbeeld: welk soort contract willen wij hebben, hoe gaan we het vermogen verdelen, hoe worden de reserves ingevuld, hoe worden de risico’s gespreid en welke methode wordt gebruikt om de uitkeringen te berekenen? Uitermate belangrijke vragen en het antwoord daarop kan een wereld van verschil maken.”

Welke keuzes moeten worden gemaakt op het terrein van contracten en de risicospreiding?

“Er zijn twee contracten mogelijk: het solidaire contract en het flexibele contract. De verschillen zijn groot. Zo kan in het flexibele contract de fase van uitkeringen tijdens de pensionering zo worden ingericht dat er niet of nauwelijks verschil is met de huidige situatie. De overgang naar het nieuwe stelsel, die bekend staat onder de term ‘invaren’, is in het flexibele contract voor gepensioneerden dan ook niet nodig. Maar in de meeste transitieplannen die we nu kennen of die in voorbereiding zijn wordt gekozen voor het solidaire contract. In het solidaire contract worden alle deelnemers en gepensioneerden in een pensioenfonds ingedeeld in leeftijdscohorten van tien geboortejaren. Dat gebeurt ook bij de gepensioneerden. En elk leeftijdscohort krijgt zijn eigen risicoprofiel. Dat wil zeggen dat naarmate de deelnemers jonger zijn, er meer risico kan worden genomen met de beleggingen die aan hen worden toegewezen. Zo zou men er bijvoorbeeld van kunnen uitgaan dat voor het cohort 20- tot 30-jarigen alle premies worden belegd in aandelen en dat voor het cohort 70- tot 80-jarigen alle beschikbare middelen worden belegd in overheidsobligaties. Elk cohort heeft een ‘risicoprofiel’. Dat wordt vastgesteld aan de hand van een ‘risicobereidheidsonderzoek’ onder alle deelnemers en gepensioneerden. In een flexibel contract mag elke deelnemer zelf zijn risicoprofiel kiezen.”

Rob de Brouwer:
‘Het ABP had eind 2022 een vermogen van 460 miljard euro’

Hoe wordt het vermogen verdeeld?

“Elk pensioenfonds beschikt over een vermogen dat in het verleden werd opgebouwd door het beleggen van de premies. Natuurlijk werd er in de loop van de tijd ook geld onttrokken aan het vermogen door betaling van pensioenuitkeringen, maar verreweg de meeste pensioenfondsen in Nederland hebben over de afgelopen tientallen jaren hun vermogen zien groeien. Zo had het ABP eind 2022 een vermogen van 460 miljard euro en het Pensioenfonds Zorg en Welzijn 220 miljard. Die vermogens moeten worden verdeeld over alle deelnemers en pensioengerechtigden. Maar eerst moeten reserves worden gevormd. De wet zegt dat een pensioenfonds een eigen vermogen van 1 à 2 procent moet hebben. Verder zal men al in het begin de ‘solidariteitsreserve’ op peil willen brengen. De solidariteitsreserve is bedoeld om in slechte jaren kortingen op de uitkeringen te voorkomen. Tenslotte zal ook nog een ‘compensatiedepot’ moeten worden gevormd. Dat depot is bedoeld om oudere deelnemers die nadeel ondervinden van de invoering van het nieuwe stelsel te compenseren. Dat hoeft niet in één keer, dat mag worden uitgesmeerd over tien jaar, maar toch zal 4 à 5 procent hiervoor worden gereserveerd. Dat betekent dat ongeveer 10 procent van het vermogen onverdeeld achterblijft. De rest wordt verdeeld. Bij die verdeling hebben sociale partners weer de keuze uit verschillende methoden, maar de meeste zullen voor de standaardmethode kiezen. Daarbij is de rente op het moment van invaren bepalend voor het persoonlijke vermogen – het woord ‘potje’ mogen we niet meer gebruiken – dat aan eenieder wordt toegewezen.”

Hoe zit het met de berekening van de uitkeringen en de toekomstverwachting?

“Sociale partners kunnen keuzes maken over het rendement dat wordt gebruikt om de uitkering te berekenen. Dat heet ‘projectierendement’. Het ‘projectierendement’ is gelijk aan de huidige risico­vrije rente, maar sociale partners mogen wel kiezen voor een enigszins hogere rente. Dat betekent dat er ook een hogere uitkering wordt gerealiseerd. Als er geld overblijft na de verdeling van het vermogen en de toerekening aan reserves, dan zal dat verdeeld worden. Afhankelijk van de financiële positie van het fonds en ook afhankelijk van de beslissing over het projectierendement kan de nieuwe uitkering hoger uitvallen dan de oude. Vervolgens worden berekeningen gemaakt aan de hand van tweeduizend scenario’s die door De Nederlandsche Bank zijn aangereikt. Drie van die scenario’s worden vervolgens gebruikt om te berekenen hoe de uitkeringen zich gaan ontwikkelen in de toekomst, waarbij voor gepensioneerden tien jaar vooruit wordt gekeken. Eén van die scenario’s geeft aan wat de gemiddelde uitkomst zal zijn en vervolgens worden een ‘slecht-weer-scenario’ en een ‘goed-weer-scenario’ getoond.”

Wie beoordeelt het transitieplan?

“Omdat bij de opstelling van het transitie­plan alleen werkgevers- en werknemersorganisaties zijn betrokken, wordt het concept eerst voorgelegd aan vertegen­woordigers van gepensioneerdenorganisaties alvorens het plan aan het bestuur van een pensioenfonds wordt overhandigd. Men noemt dit het hoorrecht. Het hoorrecht wordt verleend aan alle organisaties die representatief worden geacht voor de gepensioneerden van het betreffende pensioenfonds. Dan moet zo’n organisatie kunnen aantonen dat zij een belangrijk deel van de gepensioneerden van het betreffende fonds representeert. De KBO-organisatie verenigd in het Senioren Netwerk Nederland verzamelen helaas (nog) geen informatie over de pensioenfondsen waarbij de leden zijn aangesloten en kan daarom niet meedoen aan dit hoorrecht. Het hoorrecht kan aanleiding geven tot aanpassing van het transitieplan. Als het transitieplan eenmaal is afgerond, dan is het de taak van het pensioenfonds om het verder uit te werken en in te voeren.”

Meedoen voor uw pensioen

In de nieuwe Wet toekomst pensioenen gaan de pensioenen van een vaste naar een variabele uitkering. Zonder dat daarover inspraak mogelijk is. Met een burgerinitiatief willen de voorzitters van de vier in Senioren Netwerk Nederland samenwerkende KBO’s bereiken dat pensioenfondsen hun deelnemers en pensioengerechtigden via een referendum instemmingsrecht geven over de aanpassing van hun pensioen. Wilt u ook meebeslissen over uw eigen pensioen? Ga dan naar www.onsmagazine.nl/burgerinitiatief en doe mee

Beeld: Shutterstock

Auteur

Afbeelding voor Adri van Esch

Adri van Esch